Diversiteit – de parabel van De Dierenschool

Er is al veel gezegd en geschreven over de uitdagingen en valkuilen van diversiteit. In mijn artikel ‘The 7 habits of highly effective lawyers’ schreef ik zelf al eens over de kracht van diversiteit in verband met synergetisch werken (http://bit.ly/2lAuoFe).

De essentie van synergetisch werken is het op waarde schatten van verschillen tussen mensen, van diversiteit. Dit doe je door je in je hoofd en hart en in je communicatie open te stellen voor nieuwe mogelijkheden. Je weet niet waar je aan begint, weet nog niet waar het toe zal leiden, maar je hebt een absoluut vertrouwen dat diversiteit iets zal opleveren. Je hebt een absoluut vertrouwen dat alle betrokken partijen gezamenlijk meer inzicht gaan verschaffen, juist door hun onderlinge verschillen.

Recent stuitte ik weer op de parabel van De Dierenschool van George H. Reavis. Omdat dit verhaal zo’n mooie spiegel voorhoudt in de discussie over diversiteit, deel ik dit graag met jullie.

De Dierenschool

Er was eens een groep dieren die een heroïsche daad wilde stellen om de problemen van de ‘moderne tijd’ het hoofd te kunnen bieden. Ze besloten een school te stichten. Er werd een leerplan aangenomen, dat bestond uit hardlopen, klimmen, zwemmen en vliegen. Uit administratieve overwegingen werd elk dier verplicht om alle vakken te volgen.

De eend was heel goed in zwemmen, beter zelfs dan zijn docent. Hij haalde ook hoge cijfers in vliegen, maar in hardlopen was hij slecht. Om daarin te oefenen moest hij nablijven en zwemmen als vak laten vallen.

Hij moest zo vaak oefenen, dat zijn zwemvliesvoeten er ernstig onder leden. Nu was hij niet meer dan een gemiddelde zwemmer. Maar ‘gemiddeld’ was acceptabel voor de school. Dus niemand maakte zich daar zorgen over, behalve de eend.

Het konijn hoorde in hardlopen bij de beste van de klas. Maar toen hij herexamen zwemmen moest doen, kreeg hij een zenuwinzinking. De eekhoorn kon uitstekend klimmen, totdat hij gefrustreerd raakte bij de vlieglessen. Zijn leraar wilde hem van de grond laten opstijgen en niet van een boomtop naar beneden laten zweven. Bovendien kreeg hij kramp door overbelasting van bepaalde spieren. En dus haalde hij voor klimmen een vijf en voor hardlopen een drie.

De arend was een probleemkind. Hij moest streng aangepakt worden. In boomklimmen was hij beter dan de rest, maar hij stond erop dat hij het op zijn eigen manier mocht doen. Aan het eind van het jaar bleek een of andere rare sidderaal het beste rapport te hebben.

Hij kon prima zwemmen, goed rennen en klimmen en zelfs een beetje te vliegen. De prairiehonden gingen niet naar school. Ze protesteerden tegen de speciale belastingheffing, omdat het bestuur graven niet in het vakkenpakket wilde opnemen.

Ze stuurden hun jongen naar de das. Dat deden ook de bosmarmotten en de wangzakratten.

Ten slotte begonnen ze een privéschool, die al snel goed werd bezocht.

 

 

Reacties zijn gesloten.